Als een stotteraar gaat schrijven is dat win-win

De Zwitserse auteur Charles Lewinsky (1946) kennen we vooral van zijn breed opgezette oorlogsromans als Het lot van de familie Meijer. Met zijn nieuwe boek De Stotteraar tapt hij duidelijk uit een ander vaatje, maar wat voor boek we nu precies lezen blijft de vraag. 

Van stotteren word je slim, ik spreek uit ervaring. Even een ander woord zoeken als je een moeilijke klank aan ziet komen, een zin een onverwachte wending geven zodat je er wél uitkomt, het zijn de overlevingsstrategieën die elke stamelaar kent. Taalbehendigheid als tweede natuur, met als voordeel dat je een rijke woordenschat opbouwt. 

In de literatuur komen niet veel stotteraars voor. Wie heeft er ook zin in om het ge-ge-gesta-stamel te lezen? Van de hoofdpersoon in Charles Lewinsky’s nieuwe roman De Stotteraar, Johannes Hosea Stärckle, lezen we dan ook geen dialogen. Hij schrijft, en als hij schrijft, stottert hij niet, dan vloeien de zinnen eruit als water uit de kraan. Een win-win-situatie voor iedereen, is zijn conclusie. Hij is de auteur van alle teksten die we voorgeschoteld krijgen. Daarin verzint hij de hele wereld bij elkaar. Dat gaat hem zo goed af, dat hij erin slaagt om via brieven mensen op het verkeerde been te zetten en geld afhandig te maken. 

Als Stärckle een oude dame laat geloven dat hij haar verloren gewaande kleinzoon is, loopt de zaak uit de hand. De kleinzoon is op Curaçao terecht gekomen en heeft haar financiële hulp nu nodig, in ruil voor sprankelende brieven waarin hij de genegenheid voor zijn oma breed uitmeet. Stärckle wordt ontdekt en gaat de gevangenis in. Daar begint hij brieven te schrijven aan de padre, de priester die aangesteld is als geestelijk verzorger van de instelling. Hij vraagt de padre of hij de bibliotheek mag beheren. In ruil daarvoor zal hij de man verhalen toesturen. De brieven aan de padre vormen de rode draad van het boek. Ze zijn doorspekt met (deels verzonnen) Bijbelcitaten en rake uitspraken van Schopenhauer. Stärckle rekent met sardonisch genoegen af met de christelijke sekte waarin hij zegt opgegroeid te zijn, en waar een dominante voorganger er vreemde praktijken op nahield. De brieven aan de padre klinken als een biecht, maar of Stärckle hier wel de waarheid spreekt komen we niet achter. Ondertussen schrijft hij korte verhalen, die vaak een autobiografische spits blijken te hebben. In dagboekaantekeningen vertelt hij de lezer over dingen die de padre niet hoeft te weten. Gaandeweg het boek begint hij hoofdstukken voor zijn levensverhaal te schrijven. Dat zijn vader hem slaat als hij stottert, en hoe hij betrokken raakt bij vreemde rituelen die de voorganger van de sekte uitvoert bij een homoseksuele jongen. 

Het is lastig om dit boek goed te duiden. Wat zitten we nu eigenlijk te lezen? Teksten van een extreem onbetrouwbare verteller, bijdehand, belezen en manipulatief. En toch neemt hij je voor hem in. Stärckle toont voldoende zelfspot om het als lezer even met hem uit te houden. Het boek zit geraffineerd in elkaar, Lewinsky laat vooral zien dat hij zelf een virtuoos verteller is. Het schrijfplezier spat van de pagina’s. In een interview in Het Parool biecht de auteur op dat hij zelf ook niet weet wat de ware versie is van de verhalen die de stotteraar ons opdist. Daarmee wil hij maar zeggen: een schrijver liegt altijd, verzint verhalen waarvan het bedoeling is dat de lezer ze gelooft. Dit boek gaat dan ook in de eerste plaats over schrijverschap. 

Ik weet niet hoe mevrouw K. zich haar verre kleinzoon na het lezen van zijn brieven had voorgesteld, maar in elk geval kwam ik niet overeen met deze voorstelling. Op papier was ik een interessant persoon, in het echt een teleurstelling. Een treffende samenvatting van mijn leven: ik kan beter schrijven dan zijn.

Fragment uit het boek

De sterke contrasten geven dit boek iets meeslepends: een uiterlijk onhandige jongen blijkt een eersteklas oplichter, vroom bedoelde Bijbelteksten krijgen in een baldadige context een heel andere kleur, het jennen en pesten met filosofische teksten van Schopenhauer, de sympathieke padre die vriendschap sluit met de manipulator. Lewinsky smeedt het samen tot een vloeiend geheel. 

Wat me bij zal blijven is de persoon van de padre. Zijn antwoorden op de brieven van de stotteraar krijgen we niet te lezen, maar duidelijk is dat er gaandeweg een vertrouwensband ontstaat tussen de mannen. De padre ziet het manipulatieve van de teksten in, maar heeft vooral oog voor het schrijftalent. Hij moedigt Stärckle aan te blijven schrijven en verhalen in te sturen voor een wedstrijd. Door de oprechtheid en de positieve houding van de priester ontwikkelt Stärckle zich tot een minder sardonische waarnemer. Naar het einde toe weet hij gevoelige snaren te raken als hij vertelt over de dood van zijn oudere zus en de vriendschap met een oudere vrouw die door zijn toedoen sterft. Hij lijkt daar oprecht spijt van te hebben. Of het allemaal waar is, doet er dan minder toe. Een schrijver liegt tenslotte de waarheid tevoorschijn, zoals Simon Carmiggelt al zei.

Arie Kok 

(Deze recensie verscheen op 20 november 2020 in het Friesch Dagblad)

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Friesch Dagblad, Uncategorized

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s