Mijn geloof kan niet zonder het literaire

‘De kunst van de schrijver bestaat er vooral in ons te doen vergeten dat hij woorden gebruikt,’ zei de filosoof Bergson. Het stond in de Filosofiekalender op ons toilet. Op de achterkant van het scheurblaadje geeft Vanno Jobse een toelichting. Kunnen we alles in woorden uitdrukken? Nee, dus. Hoe rijk de taal ook is, het werkt ook reducerend. ‘Ik houd van jou’ is een slap aftreksel van wat we voelen op het moment waarop we het zeggen. Het unieke wordt gereduceerd tot het algemene. Daarom zal een goede schrijver de dingen niet willen benoemen, er geen etiketjes op willen plakken alsof het steeds om hetzelfde gaat. Een goede schrijver zal beelden willen oproepen, en ons doen vergeten dat hij woorden gebruikt.

De laatste tijd heb ik vaak aan mensen moeten uitleggen wat geloof en literatuur met elkaar hebben. Ik zeg dan vaak dat mijn geloof niet zonder het literaire kan. In onze tijd vatten we de dingen liefst in oneliners samen, ook in preken en liederen. We spreken graag een duidelijke taal. Maar voor je het weet is het geloof verworden tot etiketten op dingen, tot een platgedrukte tube waar niets meer in zit. Literaire taal roept beelden op die recht doen aan de veelkleurigheid en rijkdom van het leven en het geloof. We hebben literatuur nodig, zodat het mysterie van het geloof niet doodgedrukt wordt in onze taal. Variërend op Adriaan van Dis: ook het geloof is een verhaal waarvan je de afloop zelf mag dromen.

Arie Kok

(Geschreven als voorwoord voor Onder Woorden, uitgave van het Christelijk Literair Overleg)

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

Plaats een reactie